Iemand vroeg aan Thomas Merton hoe wij er uit zullen zien in de hemel. Zijn antwoord was kenmerkend en verassend: “there won’t be left much of you there…” (bron James Finley)
Hier staat de vraag naar ons zelf centraal (zie deel 1). In spiritualiteit wordt er vaak een onderscheid gemaakt tussen ons echte en illusoire zelf. Thomas Merton heeft daar veel over gezegd en er is veel over geschreven door anderen. In New Seeds of Contemplation (NSC) komen we veel uitspraken daarover tegen. Een paar citaten in een bepaalde ordening.
Over het onechte zelf
Het ‘leven in duisternis’ begint met de veronderstelling dat mijn onechte zelf, het zelf dat alleen maar bestaat in mijn egocentrische verlangen, de meest fundamentele werkelijkheid in mijn leven is, waaromheen al het andere is geordend. Dus verkwansel ik mijn leven aan mijn verlangens naar plezier en mijn honger naar ervaringen, naar macht, eer, kennis en liefde. Ik tuig dit onechte zelf op en maak zijn totale leegheid tot iets wat ogenschijnlijk echt lijkt. Ik omgeef mijzelf met allerlei afleiding en bedekt mijn zelf onder allerlei pleziertjes…. als omhulsels waarmee ik mijzelf aantrekkelijk maak voor mijzelf en de wereld. Alsof er een onzichtbaar lichaam zou zijn dat zichtbaar zou kunnen worden als je het oppervlak met zichbare dingen bedekt.… Ik ben leeg en het pleisterwerk van plezier en ambities heeft geen enkele ondergrond. Ik wordt wie ik ben in dat uiterlijk. Maar al dat uiterlijk is ten dode opgeschreven door haar toevalligheid. En als ze weg zijn zal er niets van mij over zijn dan mijn eigen naaktheid en leegte; het is een luchtbel. En zij vertellen mij dat ik mijn eigen vergissing ben… (NSC, 27-28)
Deze mensen hebben zichzelf gereducereed tot een leven binnen de begrenzingen van hun vijf zintuigen … maar dat is niet de schuld van hun lichaam. Het is hun eigen schuld omdat ze ingestemd hebben met de illusie die zijn veiligheid heeft gezocht in zelfbedrog en die geen oor heeft voor voor de stille stem van God die hen uitnodigt om op avontuur te gaan en risico’s te nemen door onderweg te gaan in vertrouwen en over de veilige en beschermende begrenzingen van de vijf zintuigen te trekken. (NSC, 34-35).
Ieder van ons wordt overschaduwd door een illusoir ik; en onecht zelf… Wij zijn geen ster in het herkennen van illusies en al helemaal niet diegene die we over ons zelf koesteren. (34)
We moeten kiezen tussen twee identiteiten: het uiterlijke masker wat ons erg echt lijkt en welk leeft vanuit een schimmige autonomie gedurende de korte tijd van het aardse bestaan en de verborgen innerlijke persoon die in onze ogen niets lijkt te zijn maar die zichzelf voor eeuwig aan de waarheid kan toevertrouwen van waaruit zij bestaat. Het is dit innerlijke zelf dat is opgenomen in het geheim van Christus; door Zijn liefde, door de Heilige Geest. In geheim leven we dus ten diepste in Christus (295)”
Rinie: Een aantal kenmerken en eigenschappen lees ik hier over dat ‘illusoire zelf’ van mezelf. Zij denkt dat ze iets ‘op-zich-zelf’ is en dat zichzelf moet maken en redden. En dat is hard werken en een hoop gedoe. Ze heeft geen fundament en is gebouwd van stro. In dat licht is het ‘verloochenen’ van jezelf of de dood van jezelf niet meer dan het loslaten / achter je laten van een illusie! Van een schijnzekerheid van geld, huis, partner en pensioen. Eigenlijk het opgeven van iets wat helemaal niets is; lucht en leegte.. Het is een schijnwerkelijkheid van angst, kramp en jezelf met kunst en vliegwerk overeind houden! Een kasteel van zand gebouwd op zand… Waarom zijn wij daar zo aan gehecht?
Over ons ware zelf
Contemplatie staat op geen enkele wijze in relate met dit uiterlijke zelf. Er is een onoverbrugbare tegenstelling tussen het diepe transcendente zelf dat alleen in contemplatie ontwaakt en het oppervlakkige uiterlijke zelf dat we vaak aanduiden met de eerste persoon enkelvoud. (NSC, 7)
Het geheim van mijn ware identiteit ligt verborgen in God. Hij alleen kan van mij degene maken die ik werkelijk ben, of liever: degene die ik zal zijn wanneer ik eindelijk ten volle begin te zijn. Maar dit werk zal nooit voltooid zijn als ik die ware identiteit niet verlang, als ik me niet inspan om haar te ontdekken met God en in God…
De zaden die door Gods wil ieder ogenbllk in mijn vrijheid worden geplant, zijn de zaden van mijn identiteit, van mijn eigen realiteit, van mijn eigen geluk, van mijn eigen heiligheid. Die zaden weigeren is alles weigeren, het is de weigering van mijn eigen bestaan en zijn, van mijn identiteit en mijn ware zelf. (NSC, 33)
In de diepste kern van ons wezen is er een punt van niets-zijn, waar zonde en illusie niet zijn doorgedrongen, een kern van loutere waarheid, een vonk die geheel God toebehoort, die nooit tot onze beschikking is, van waaruit God over onze levens beschikt, en die niet toegankelijk is voor de spelingen van onze geest of de brutaliteit van onze wil.
Die kleine kern van niets-zijn en volstrekte armoede is de zuiverste glorie van God in ons. Het is, om zo te zeggen, Zijn Naam die in ons is geschreven, als onze armoede, onze behoeftigheid, onze afhankelijkheid, ons kindschap. Het is als een pure diamant die schittert met het onzichtbare licht uit de hemel. Het is in iedereen aanwezig en als wij het konden zien, dan zouden wij de ontelbare lichtpunten zien die samenkomen in de uitstraling en de schittering van een zon, die al de duisternis en de wreedheid van het leven volkomen zal doen verdwijnen… Ik kan daar geen programma voor opstellen. Het is een gave. Maar deze poort van de hemel is overal. (Louisville)
Onze werkelijkheid, ons ware zelf, is verborgen in wat schijnbaar onze leegte is. NSC, 281)
To say that I am made in the image of God is to say that Love is the reason for my existence, for God is love. Love is my true identity. Selflessness is my true self. Love is my true character. Love is my name. Seeds of Contemplation (1949)
Van ik naar Zelf
Voor mij betekent heilig worden mezelf zijn. Daarom is de vraag van heilig wording en redding in feite de uitdaging om uit te vinden wie ik ben, en het ontdekken van mijn Ware Zelf…. God laat ons vrij dat te worden wat wij zelf willen. Wij kunnen al of niet ons zelf zijn; wat we maar willen. Wij hebben de vrijheid om echt of onecht te zijn. We kunnen eerlijk of bedrog zijn. De keus is aan ons. We kunnen de ene keer het ene masker en de andere keer een ander masker dragen, en, als we dat willen, er nooit aan toe komen om met ons ware gezicht naar buiten te treden. Maar die keuzes zijn niet zonder gevolgen. (NSC, 31-32)
Daarvoor moet ik mijzelf leren kennen, beide kanten, het kwaad en het goede wat in mij huist. Het zal niet genoeg zijn om alleen de ene kant te kennen en niet de andere; alleen het goede of alleen het kwade. Ik moet dus in staat zijn het leven lief te hebben wat God mij gegeven heeft; voluit en vruchtbaar. En zelfs goed gebruik maken van het kwaad wat daarin aanwezig is. (Guilty Bystander, 95)
Het is overduidelijk dat er geen speciale methode/techniek is, en ook niet kan zijn, om dat innerlijke zelf te kunnen ontdekken en tot leven te wekken. Omdat het innerlijke zelf pure spontaniteit is die zonder vrijheid niets is…. Zo’n idee zou een volledig misverstaan zijn van de existentiële werkelijkheid waar we het hier over hebben. Het innerlijke zelf is geen deel van ons zijn, zoals een motor is een auto. Het is heel onze substantiële realiteit in zijn ultieme, meest persoonlijke en meest existentiële zin. Het is als leven en het is leven: het is ons spirituele leven op zijn best. Het is het leven waardoor alles in ons leeft en beweegt. Het is in alles en door heel ons leven en overstijgt alles wat wij zijn. … Het is een nieuwe en ondefinieerbare kwaliteit van ons zijn. (The Inner Experience, 6)
Het enige wat we kunnen doen, met behulp van welke geestelijke oefening dan ook, is in onszelf iets van de stilte, de nederigheid/aardsheid, het loslaten, de zuiverheid van het hart realiseren en de fundamentele openheid die nodig is voor het innerlijke zelf om haar verlegen, onvoorspelbare manifestatie van haar aanwezigheid mogelijk te maken. (The Inner Experience, 7)
Op een bepaalde manier kunnen we zeggen dat ons zijn direct communiceert met het Zijn van God. Als wij bij ons zelf binnengaan, ons ware zelf vinden, en door het innerlijke “Ik” verder trekken, worden we naar binnen meebewogen in de immense duisternis waar we “Ik Ben” van de Eeuwige ontmoeten. (IE, 11)
In onze (Christelijke/Joodse/Islamitische) traditie is er een oneindige metafysische kloof tussen het zijn van God en het zijn van de ziel, tussen het “Ik” van de Eeuwige en ons eigen innerlijke “ik”. En toch, paradoxaal, bestaat ons meest intieme “ik” in God en woont God in haar. (IE, 12)
Finally I am coming to the conclusion that my highest ambition is to be what I already am (2 october 1958)
Rinie: Het verschil tussen ons illusoire en ons echte zelf in God is heel groot maar het ontvankelijk worden voor die aanwezigheid in ons vraagt om een heel subtiel onderscheid. Wij vinden die plaats nooit als wij gebruik blijven maken van de werkwijzen van het illusoire zelf. We moeten ons laten verleiden, in een open ontvankelijkheid zonder eigenmachtigheid, door die werkelijkheid. Dan krijgt onze ‘identiteit’ een diepe grond en een werkelijk en houdbaar perspectief.
Over dat onderwerp heb ik een drieluik gemaakt; een serie over mystieke antropologie. Over de Bron (+), ons zelf (+) en de wereld(+).