Eens bad profeet Mohammed zijn ochtendgebed in de moskee waar ook een Arabisch aspirant aanwezig was. Mohammed las de koran voor en reciteerde het vers waarin de Heerser de uitspraak doet: ‘Ik ben jullie ware God.’
De aspirant die dit hoorde schoot in een spontane woede en riep midden de doodse stilte: “De opgeblazen hoerenzoon!” Mohammed zweeg, maar na het gebed scholden anderen de Arabier uit: “Onbeschaamde vlegel. Jouw gebed heeft zeker het ongenoegen van God losgeweekt. Niet alleen doorbrak je de heilige gebedsstilte, je bediende je ook van een heel schunnig taaltje in aanwezigheid van de profeet van God.”
De arme aspirant bloosde van schaamte en trilde van angst. Toen verscheen Gabriël aan de profeet: “God laat je groeten,” zei hij “maar hij verlangt ook dat jij die mensen laat ophouden die eenvoudige aspirant op zijn plaats te zetten, want zijn spontane vloek raakte hem dieper dan de heilige gebeden van veel anderen.”
Naar JALAD UD-DIN RUMI