Het gebeurde lang geleden in Rusland. Er woonden allemaal joden.
Hun leider vertelde vaak uit de oude boeken van hun volk. Hij was grijs en had een lange baard. Hij woonde met zijn kleinzoon David in een huisje aan de rand van het dorp. Soms waren er vriendjes bij David. Op een lange winteravond vertelde grootvader weer uit de oude verhalen. Hij vertelde van de Messias. De jongens kenden dat woord niet. Ze vroegen: “Wat betekent dat: Messias?”
Grootvader legde uit: “Messias betekent: Helper, Verlosser. De oude boeken vertellen dat God vroeger een koning had aangesteld die de mensen had geholpen toen alles heel verdrietig was. Die koning heette ook David. Hij was allang gestorven, maar God had beloofd dat er steeds opnieuw iemand Messias zou zijn, tot de tijd daar was dat God zelf alles wat verdriet doet aan de mensen en de dieren, voorgoed ongedaan zal maken.” David begreep het niet. Hij bleef er maar aan denken. Hij kon er niet van slapen. En toen grootvader nog even bij hem kwam kijken kroop David tegen hem aan en vroeg: “Kunnen de mensen nu ook nog Messias zijn?”
“Natuurlijk, jongen, zolang er verdriet is kunnen mensen Messias zijn.” Het was weer stil. Toen vroeg David: “Wie kunnen er dan Messias zijn?” Grootvader gaf niet meteen antwoord. David zag hem nadenken, durfde haast niet te ademen, bang dat hij grootvader zou storen. Eindelijk keek grootvader op. In zijn ogen zag David vriendelijke lichtjes. Hij begon te praten, voorzichtig en zacht om de woorden niet te breken. “Wie er allemaal Messias kunnen zijn?” David knikte stilletjes. “Dat weet ik niet, jongen. Dat weet niemand van de mensen.” Hij keek in het vuur en toen weer naar David. “De mens die Messias wil zijn …”, begon hij,
maar toen zweeg hij ook weer en terwijl hij zijn hand op Davids hoofd legde zei hij zacht: “Misschien ben jij het wel …”
Naar J. MICHENER
Een ander verhaal:
Aan de poort van Rome zit een bedelaar, zo vertelt een Chassidische legende. Die wacht daar en wacht en wacht… Die bedelaar is de Messias. “Op wie wacht Hij dan?”, vraagt een jongen aan zijn grootvader. De oude man legt de hand op het hoofd van zijn kleinkind en zegt: “Op jou, m’n jongen!”