Geen ondergeschikte, maar medeschepper
Hoe ik de Bijbel lees
De afgelopen jaren voel ik me misschien wel meer dan ooit tevoren enthousiast over en geïnspireerd door de Bijbel. Deze tijd vergt nieuwe, vitale uitdrukkingen voor het Evangelie. De Bijbel voorziet me van al het narratieve materiaal dat ik nodig heb om mijn verbeeldingskracht daartoe te stimuleren. Het maakt dat ik me een naaste medewerker kan voelen in het zien gebeuren van de wens van Jezus: “Laat uw koninkrijk komen … op aarde zoals in de hemel.” Het geeft me als discipel van Christus een rol in het grote dramatische verhaal van het Koninkrijk van God dat in de wereld gekomen is.
De Bijbel is voor mij een geïnspireerde bibliotheek, die een doorlopende conversatie met en over God bewaart, presenteert en daar toe inspireert. De bijbel is de bibliotheek van een volk wiens geschiedenis teruggaat tot Abraham, Isaak en Jakob. Het bevat de verhalen van een volk, van een gemeenschap die in de omstandigheden van hun tijd een respons vonden op de vragen van het leven en daarin God ervaarden. De bijbelse bibliotheek is de nauwkeurig gekozen selectie van oude documenten, die van opperste belang zijn voor mensen die willen behoren tot dat volk van God dat Hem zoekt en zichtbaar maakt.
In de verhalen van onze voorlopers ontmoeten we verrassende vragen, onverwachte onthullingen en getuigenissen over ingrijpende gebeurtenissen. Deze dragen steeds weer nieuwe bouwstenen aan voor het vinden van geloofsexpressies in onze eigen specifieke leefsituaties. Daarom is het zo belangrijk de bijbel te lezen en te blijven lezen. Als we dat niet meer doen dragen we niets meer bij aan die doorlopende conversatie en laten we de verhalen bevriezen tot gedateerde verslagen die hun relevantie verliezen. Na verloop van tijd kunnen we dan ook niet meer eerlijk zijn over de conclusies die we eens trokken.
Onlangs las ik samen met een groep bevriende echtparen in Nederland de verhalen verzameld in Lucas 18. Een serie verhalen die niets met elkaar te maken lijken te hebben. Een wat cryptische gelijkenis, ontmoetingen met een zelfverzekerde Farizeeër en een ongeruste tollenaar, met kinderen die in de weg lopen, met een rijke man, met een blinde bedelaar. Een kaleidoscoop van mensen, die eigenlijk niet weten wat er gaande is! Wat zich door deze verhalen voor ons opende was een nieuwe werkelijkheid die bestaat uit genade en verzoening, het opheffen van vijandschap, een verwelkoming van de kwetsbare outsider, een centraal stellen van het eenvoudige, een opheffen van grenzen, een overwinnen van hebzucht en beschermingsdrang. De Bijbel voorziet ons van hoop en geeft ons een collectieve droom – hoe de toekomst eruit kan zien en eruit gaat zien. En geeft ons daardoor gedachten hoe wij daaraan kunnen bijdragen in onze leefsituaties, in onze gezinnen, in ons werkmilieu, in onze sociale werkelijkheid.
Als ik zo’n hoofdstuk lees, gaat het er me niet om alles te begrijpen en een geordende plaats te geven, maar eerder om vanuit mijn hart het gesprek aan te gaan met de beelden en gevoelens die het verhaal van deze gebeurtenissen veroorzaken. Ik vraag me af of ik terugkomende elementen, woorden, thema’s, houdingen herken. Of er een persoon of groep personen in het verhaal is met wie ik spontaan verwantschap voel. Of die verwantschap veroorzaakt wordt door een gevoel van pijn of vervreemding waardoor ik me gekend voel. Of deze gebeurtenissen me helpen om de behoeftes en gemoedsgesteldheden die een stempel op me zetten, voor me in kaart te brengen. Om vanuit het specifieke verhaal van mezelf God te horen spreken in deze verhalen en te zien hoe Hij mij betrekt in het zichtbaar maken van en het meebouwen aan Zijn Koninkrijk.
Het is om verdrietig en boos te worden over hoe vaak de Bijbel is gebruikt om macht uit te oefenen, om eigen zekerheden te scheppen, om te beschermen, om grenzen te trekken, om terrein af te bakenen. Het voelt schijnbaar zo veel veiliger om af te bakenen, mensen in te delen, dingen duidelijk te definiëren. Dan kan de mens zich zeker en veilig voelen, maar misschien is dat niet het werkklimaat voor de Geest van Christus?
Het verhaal en het gesprek naar aanleiding daarvan zijn twee onafscheidelijke partners voor ons deel in het meebouwen van het Koninkrijk. Het bijbels verhaal is over de nog niet klare schepping. God zag dat het begin goed was. Door het voortgaande gesprek tussen de Schepper en ons, de geschapenen, is het de bedoeling verder te bouwen. Het spannende en opwindende van bijbellezen is onze kans om er iets nieuws mee te vormen. Het verhaal is niet afgelopen met de Bijbel. Daarom is ook elk verhaal in zekere zin een met opzet beperkt verhaal. Het is een aanzet voor alle tijden en culturen, bedoeld om onze creatieve energie te stimuleren, niet te doden. Het vraagt om een gesprek om in de specifieke situatie uiting daaraan te geven. Waarom worden we soms meer getroffen door een levensverhaal, of het nu verteld, geschreven of verfilmd is, dan door de Bijbel? Is het niet hierom, dat elke levenservaring en -inzicht om specifieke toepassingen vraagt? Het vraagt om het gesprek met jou, met mij, met onze grenzen, met onze ervaring van eenzaamheid, met onze mislukkingen en geslaagde ambities, met onze relationele buitelingen, met onze dromen en frustraties.
Daarom kunnen we met rode oortjes de aloude verhalen lezen. Omdat er in de ontmoeting met de specifieke uitdagingen van mijn leven en wereld iets nieuws geboren mag worden. Mijn leven ontmoet het verhaal en er ontstaat een gesprek. Dat is zo creatief als het maar zijn kan. Maar dan mogen we niet geblokkeerd worden door een bevroren verstaansbeeld dat geconditioneerd is door en ingeraamd is in een andere werkelijkheid en tijd. En daarom niets vernieuwends meer voortbrengt. Waar het boek een wetboek geworden is, waar het verhaal verstard is, waar de uitlegging in handen gegeven is van een traditie of leer, die daarna de macht overneemt van de Geest van Christus. Dan wordt de Bijbel gebruikt om ons tot ondergeschikten te maken in plaats van tot medescheppers.
Rinus Baljeu oktober 2011 Zweden
Pingback: “Losing my religion” | Rinie Altena
Pingback: ‘Er toe doen’ | Rinie Altena