Het is echt gebeurd.
In een concentratiekamp.
Ik was er zelf bij.
De drie slachtoffers bestegen samen de stoelen.
De drie nekken werden op hetzelfde moment
in de stroppen gehangen.
“Lang leve de vrijheid!” riepen de twee volwassenen.
Maar het kind was stil. “Waar is God? Waar is Hij?”
riep iemand achter mij.
Op het teken van het kamphoofd werden de drie stoelen gekanteld.
Volledige stilte in het kamp.
Aan de horizon ging de zon onder.
“Ontbloot jullie hoofden!” schreeuwde het kamphoofd.
Zijn stem was rauw.
Wij huilden.
“Bedek je hoofden!”
Toen begon de mars langs hen heen.
De twee volwassenen waren niet langer in leven.
Maar de derde draad bewoog nog.
Omdat het te licht was, was het kind nog in leven …
Meer dan een half uur bleef het daar,
vechtend tussen leven en dood,
stervend in langzame doodsstrijd voor onze ogen.
En wij moesten het direct in het gezicht kijken.
Het was nog in leven toen ik voor hem langs ging.
Achter me hoorde ik dezelfde man vragen:
“Waar is God nu?”
En ik hoorde een stem in mij antwoorden:
“Waar Hij is?
Hier is Hij.
Hij hangt hier aan de galg …”