Jakobs gevecht om de zegen

Genesis 32: 23-33

Dan staat hij in die nacht op,
neemt mee
zijn twee vrouwen en zijn twee slavinnen
en zijn elf geborenen,-
en steekt
de oversteek van de Jabok over.
Hij neemt ze mee
en laat ze de beek oversteken;
wat hem toebehoort laat hij oversteken.
Jakob blijft alléén achter;
dan worstelt een man met hem
totdat het morgenrood opklimt.
Als hij ziet
dat hij geen overmacht op hem heeft
raakt hij hem in de holte van zijn heup;
zo wordt de holte van Jakobs heup ontwricht
in zijn worsteling met hem.
Hij zegt: laat me los,
want het morgenrood is opgeklommen;
hij zegt: ik laat je niet los
tenzij je me zegent!
Hij zegt tot hem: hoe is je naam?-
en hij zegt ‘Jakob’,- hij licht de hiel!
Hij zegt:
niet ‘Jakob’,- hij licht de hiel,
zal nog worden gezegd
als je naam,
maar ‘Israël’,- vechter met God!-
want gevochten héb je,
met God en met mensen
en je hebt overmocht!
Dan stelt Jakob een vraag
en zegt: meld mij toch je naam!
Hij zegt:
waarom eigenlijk vraag je naar mijn naam!-
hij zegent hem daar.
Jakob roept als naam voor het oord uit
‘Peniël’,- aanschijn van God,
‘omdat ik God heb gezien van
aanschijn tot aanschijn
en mijn ziel is gered!’
Dan gaat de zon over hem stralen
zodra hij Penoeël is doorgestoken;
maar hij loopt voortaan mank,
om zijn heup.

(De Naardense Bijbel; Pieter Oussoren)

Het was nog nacht toen Jakob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf kinderen. Nadat hij hen over de rivier had geholpen, bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant. Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem totdat de dag aanbrak. Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht. Toen zei de ander: ‘Laat mij gaan, het wordt al dag.’ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent.’ De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jakob,’ antwoordde hij. Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’ Jakob vroeg: ‘Zeg me toch hoe u heet.’ Maar hij kreeg ten antwoord: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Toen zegende die ander hem daar. Jakob noemde die plaats Peniël, ‘want,’ zei hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en ben toch in leven gebleven.’ Zodra hij bij Peniël was overgestoken, zag hij de zon opkomen. Jakob liep mank. Omdat de ander hem had aangeraakt bij de spier die boven het heupgewricht ligt, eten de Israëlieten de heupspier niet, tot op de dag van vandaag.

(NBV)

0 gedachten over “Jakobs gevecht om de zegen

  1. Pingback: Lectio Divina; de spirituele lezing van een psalter | ePsalter

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s