Lijkwaden ….

Eigen-lijk was het een steeds terugkerend thema de laatste jaren. Gerda wil absoluut niet in een kist begraven worden en ik vind verbranden niet leuk… Waar je het al niet over kunt hebben bij een goed glas wijn. Volgens mijn Engelse collega ben ik een beetje weird. Al snel kwam de gedachte van ‘in doeken gewikkeld’ bij mij op. Als Moslims dat mogen waarom wij niet. Toen ik in die tijd onderzoek deed kwam ik niet verder dan de Lijkwade van Turijn.

Maar gisteravond, toen ik het weer eens probeerde, werd ik echt een beetje blij! Het blijkt in de eerste plaats te mogen en er zijn allerlei kunstenaars die bedreven zijn in het ontwerpen en maken van een lijkwade.

Sinds 1991 is het mogelijk om in Nederland begraven of gecremeerd te worden zonder kist. De overledene wordt dan op een draagplank gelegd  een doek, lijkwade genoemd. Men mag voor een lijkwade alleen natuurlijke materialen gebruiken zoals katoen, linnen, wol of zijde.

Al surfend kwam ik prachtige ontwerpen tegen zoals van Armien Visser en Margaret Sabee. Het blijkt dat mensen vroeger doodshemden klaar hadden liggen. Die kwam mee met de uitzet.. Ik kwam zelfs een ontwerp van Henny Willems tegen om zelf te maken. Je kunt de instructie bestellen: ‘Rouwtextiel zelf maken’

Naast een hemd en het rouwkleed heb je ook nog een baar nodig. Die kwam ik zelfs in de variant van een biezen mand tegen.

 

Nu vind ik dat laatste niet het belangrijkste maar ik ga wel contacten leggen en nadenken over de stof (in ieder geval ook een ruw linnen doodshemd/’doopjurk’), de te gebruiken kleuren (ook blauw) en de symbolen die ik er op wil. Bij dat laatste is mijn eerste associatie het Keltische Kruis van Thomas Merton. Al pratend hierover stelde we ons voor dat de wade zelfs een plek zou kunnen krijgen op mijn ziek/sterfbed (als me dat gegeven is).

Eigenlijk vind ik dit een prachtig geschenk bij mijn pensionering. En dat meen ik nog ook. Toch wel ‘weird’…?

Als iemand tips heeft in deze stijl mag je hieronder reclame maken.

(Vond ik: een filmpje met Margaret Sabee….; weet nu niet meer of ik nog wel wil…)

Ik ben dus Radicaal Orthodox….?

Deze column stond 29 maart 2001 in Trouw.

Fantastisch zo over God durven praten…

RADICALE ORTHODOXIE
Jean-Jacques Suurmond

Is een geestelijke die een stuk brood heft met de woorden: ‘Dit is mijn lichaam’ niet even gek als iemand die een Edammerkaas omhooghoudt en zegt: ‘Dit is de maan’? Dat vraagt Graham Ward die behoort tot de ‘Radicale Orthodoxie’, eigenlijk de enige interessante nieuwe theologische beweging. Deze ontstond in de jaren negentig in Cambridge en zet brutale stappen die veel vragen oproepen. Een theologie met ballen.

Als Christus een brood neemt en zegt: ‘Dit is mijn lichaam’ gebeurt er inderdaad iets geks. Ons begrip van zijn lichaam wordt enorm uitgerekt. Als het een brood kan zijn, kan het van alles zijn: de kerk, ja zelfs ‘alles in de hemel en op aarde’, zegt de Bijbel. Het lichaam van Christus kan dat van Burt Reynolds zijn, de eerste filmster die zijn gespierde lijf ‘hard als een erectie’ showde in een vrouwenblad, maar ook dat van de zieken en gehandicapten, van homo’s die sterven aan aids, van eenzame ouderen en kinderen die worden misbruikt.

‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt,’zegt Jezus voluit bij het laatste avondmaal. Een lichaam stelt in staat om te geven en te ontvangen. Daarmee neem ik bijvoorbeeld eten tot me, ontvang de liefkozing of kritiek van een ander, geef mijzelf in deze columns, in mijn werk of in de liefde, of vul mijn opgave voor de belastingdienst in. En als mijn lichaam ergens ook dat van Christus is, is er steeds weer verrijzenis, een inspirerend nieuw begin mogelijk.

Ward illustreert dit aan de hand van de film The Full Monty. Die gaat over een groep fabrieksarbeiders die door werkloosheid in sociaal, politiek en fysiek opzicht impotent zijn gemaakt. Om wat geld te verdienen, besluiten ze een avond te gaan strippen in het plaatselijke café. Ze krijgen voor hun naakte lijven groot applaus dat hen zichtbaar goed doet. Ze zijn geen losers meer maar ‘er vindt een opstanding van het mannelijke lichaam plaats, een verlossing’. Bij de aftiteling klinkt het lied ’I Believe in Miracles’.

Deze aandacht voor het lichaam en andere aspecten van het dagelijks leven, geeft de Radicale Orthodoxie iets verfrissends. Religie leeft volgens Ward ‘in commerciële bedrijven, in ‘gothic’ en sciencefiction fantasieën, in fitness clubs, in bars voor doelgroepen en in architecturale design, onder ‘happy hour’ drinkers, tatoeëerders, milieu activisten en cyberpunks.’

Vandaag zien we in de samenleving echter een scheiding tussen religieus en seculier. Het geloof is naar de privésfeer gedrongen. Politici willen religieuze uitingen in het openbaar weren (moet omgekeerd de kerk dan seculiere symbolen, zoals een lintje, in de kerkdienst verbieden?). Geloven is een hobby geworden, zoals vliegtuigen spotten: zinvol voor jezelf maar zonder betekenis voor de rest van de wereld.

Deze splitsing tussen religieus en seculier is het gevolg van een theologisch bedrijfsongeval in de middeleeuwen. God werd op oneindige afstand van de wereld geplaatst, die zo in haar seculiere uppie kwam te staan. De Radicale Orthodoxie grijpt daaroverheen terug naar de vroege christelijke visie van de wereld als de voortgaande schepping van God. Die staat niet los van hem maar is van moment tot moment zijn gave. Door ons lijf nemen we deel aan deze dynamiek van geven en ontvangen. We zijn een bezield lichaam en een belichaamde geest.

De seculiere maatschappij – inclusief de scheiding tussen lichaam en geest – is de vrucht van een ‘slechte theologie’. Goede theologie is geen wetenschap naast de andere. Wetenschappers willen ‘alles van iets’ weten: van de platte slijkgaper tot de planeet Saturnus. Theologen willen daarentegen ‘iets van alles’ begrijpen – namelijk hoe de wetenschappen maar ook de kunsten, cultuur en politiek betrokken zijn op de gevende God. Nu snapt u waarom een bundel van deze columns verdacht veel op een vlooienmarkt lijkt.

Door de scheiding tussen religieus en seculier is de theologie een kwijnende, binnenkerkelijke zaak geworden. Ze lijdt aan ‘valse bescheidenheid’ zegt John Milbank, de pionier van de Radicale Orthodoxie. In de berm van de maatschappij spreekt ze over krakeeltjes en korenbloempjes hemelsblauw.

Anderzijds is de samenleving afgesneden van haar religieuze bronnen en wantrouwig naar binnen gekeerd. In de steden verdringen zich de geseculariseerde lichamen, zwaaiend met een spandoek of woekerpolis, werkzoekend of beroofd van passend onderwijs, scheldend op homo’s of hoofddoekjes, gestrest of depressief, zinzoekend in aroma therapie of met 130 kilometer per uur wegscheurend van de leegte. Ach, laat mij een geïnspireerd, bezield lichaam zien en ik druk het de hand.

Laatst riep een actiebrief predikanten op tot meer maatschappelijke betrokkenheid. Het is tijd voor verrijzenis. Tijd dat het lichaam van Christus in de samenleving opgewekt wordt. Tijd dat gekke theologen met een stuk brood de straat opgaan, het hoog boven de winkelende massa houden en roepen: ‘Jullie zijn mijn lichaam dat voor de wereld gegeven wordt’.

Een spiritualiteit van vlees en bloed!

Een prachtig boek gelezen afgelopen twee weken.: Soulful Spirituality van David G. Benner (psychotherapeut en geestelijk begeleider) . Het is een beschrijving van een christelijke spiritualiteit die ‘heel de mens’ en ‘fully alive’  ten dienste wil staan. Hij beschrijft eerst de vaak vervreemdende / vergiftigende werking van spiritualiteit: van het lichaam / van seksualiteit / van gevoelsleven / van jezelf / van de aarde. Hij stelt daar een heel andere spiritualiteit tegenover. Een die in de eerste plaats ‘aards’ is en begint ‘waar en wie je bent’ en waarin je vervolgens mag ‘worden’ wie je ten diepste bent. Maar dit op een zeer open, gezond makende  en authentieke wijze(hij verbind psychologie met christellijke spiritualiteit). Een creatieve verbinding tussen ‘soul’/aarde en ‘spirit'(transcendente). In het laatste deel probeert hij dan de praktijk van deze spiritualiteit uit te werken aan de hand van een aantal sleutelwoorden zoals bewustwording / Hier-en-nu / loslaten.

Maar waarom spreekt mij dit nu zo aan? Vooral de geboden ruimte, levensechtheid, nabijheid en authenticiteit. Het is een spiritualiteit waarin ik de volle ruimte krijgt mijn ‘eigen-zinnig-heid’ te zijn. Maar ook een die dicht op en onder de huid zit. Alles hoort er bij. Er ontbreekt een ‘sjabloon’ christen; en dat is voor een man die uit een evangelisch nest stamt een hele prestatie.

Het mooiste verhaal vind ik wel dat van zijn zoon die eerst zegt dat hij niet meer ‘zo in God gelooft’ en nog weer later zichzelf geen ‘christen’ meer noemt. Toch beschrijft hij hem juist als een voorbeeld van authentieke spiritualiteit.

Een boek met een zeer wijde en inspirerende blik.  Een must voor elke geestelijk begeleider vanwege zijn zeer ‘onderscheidende’ kijk op authentieke en vitale christelijke spiritualiteit.