Is there anybody we can see? Bob Dylan
Als je mijn andere blogs hebt gevolgd weet je inmiddels hoe de hechtingstheorie van Bowlby een eyeopener voor mij is geweest. Hierin is het de ‘stronger and wiser‘ ander, die fungeert als Safe Haven en Secure Base , van levensbelang. Onmisbaar vanaf de conceptie en de eerste twee jaren van onze ontwikkeling maar ook later in onze relaties en in therapie. Ik (her)vond hierin inzichten die ik eerder had gehoord. Denkers die het levensbelang van de relatie / de ander hadden doorzien. Zij gaven het primaat in ons bestaan niet aan het individu/de autonomie maar aan de relatie. Daar wil ik in dit blog iets dieper op ingaan en ze met elkaar in verband brengen.
Martin Buber: Ich werde am Du
In mijn studententijd (1973-1980 kwam ik hem al tegen. Mijn hoogleraar Klinische Pedagogiek Rob Lubbers ontwikkelde een ‘dialogische’ pedagogiek waarbij hij gebruik maakte van het denken van Martin Buber. Het ‘Ich werde am Du‘ werd voor mij een mantra van het belang van de relatie. Niemand wordt zonder de ander. Pas in de dialoog leef ik; of nog sterker, kom ik tot authentiek leven (“Der Mensch wird am Du zum Ich”). Het aangezicht van de ander die mij echt hoort, ziet en zegent wekt mij tot leven.
Ik hoorde dit belang in zijn college’s en voelde iets daarvan in mijn vriendschappen. Ik kwam deze essentie later tegen in de theologie in de vorm van het Joodse leerhuis maar ook in de titel van een prekenbundel van Pater van Kilsdonk.
Wederkerigheid is de grondtoon van het bestaan die gekwalificeerd wordt door welwillende bejegening, echte ontmoeting; die zelfs religieuze dimensies heeft. De boeken van Martin Buber kregen dan ook altijd een prominente plek in mijn boekenkast. Zijn denken was voor mij een sleutel tot een geheim: wij zijn dankzij relatie/ontmoeting. Aan deze dialogische Ich-und-Du wijze van verhouden worden wel ‘kwaliteitseisen’ gesteld; het zet zich af tegen de instrumentele/’gebruikende’ Ich-Es wijze. Deze dialogische wijze van ontmoeten is zelfs grondleggend voor zijn pedagogisch denken. We komen bij hem trouwens al het volgende woord ‘bevestiging’ tegen. Niet toevallig natuurlijk. Het zou zeer goed kunnen zijn dat Terruwe het woord aan hem heeft ontleend?
Anna Terruwe: Bevestiging
“Het is ‘in het hele zijn’ tegenover de ander uitdrukken; jij mag zijn zoals je bent (in actu), om te kunnen worden, die je bent (in potentia), maar nog niet kunt zijn. En je mag het worden op jouw wijze en in jouw uur”
Ik denk niet dat er veel mensen zijn die haar nog kennen. Zelf heb ik bijna al haar boekjes nog. Ik stuitte op haar, later in mijn studententijd nadat mijn leven (innerlijk) steeds meer gekleurd werd door mijn schuldgevoelens en angsten. Veel van haar boekjes zijn niet meer te verkrijgen. Er is een stichting aan haar gewijd en de Radboud Universiteit reikt jaarlijks een scriptieprijs uit (relatie-instrument-van-genezing). In de VS zijn er nog een paar mensen die nog aandacht aan haar besteden. Dat ik mezelf herkende in haar omschrijving van de ‘frustratieneurose‘ was de aanleiding, maar wat mij in haar vooral raakte was haar omschrijving van de genezing langs de weg van de ‘Bevestiging‘. In deze relationele bejegening wordt (hier vooral in de therapeutische context), verbaal en non-verbaal maar vooral affectief, de volgende ‘boodschap’ aan je gecommuniceerd: “Je mag zijn wie je nu bent en je mag worden wat je nog niet bent maar dan wel op jouw tijd en wijze…”. Dit was zalf voor mijn ziel… Ik wist dat ik deze bevestiging gemist had; in ieder geval was hij nooit tot mij doorgedrongen en/of door bepaalde ervaringen overruled. Hier was de kern: ik genees aan de ander; mits deze ander natuurlijk in staat is om deze bevestiging te geven. Ook hier weer dus de gedachte dat ik mijn bestaan/zijn geschonken krijg van de ander. Zonder deze bevestiging door die ander kunnen wij niet zijn…
Carl Rogers: De therapeutische grondhouding
“When a person realizes he has been deeply heard, his eyes moisten. I think in some real sense he is weeping for joy. It is as though he were saying, “Thank God, somebody heard me. Someone knows what it’s like to be me” Carl R. Rogers
Vanaf mijn studententijd heb ik mij (gedeeltelijk dus ook uit noodzaak/liefhebberij) in mijn vak als trainer ook beziggehouden met therapieën. Uiteraard kwam ik daar de persoon van Carl Rogers tegen. Hij stelde een paar eisen aan de therapeut in de omgang met de client die ik tot op de dag van vandaag blijf tegenkomen in de therapeutische literatuur:
> unconditional positive regard / onvoorwaardelijke acceptatie
> empathisch luisteren en reageren
> authentiek zijn van de therapeut in de relatie
Ik voeg daar de psychoanalytische eis van ‘gleichsschwebende Aufmerksamkeit‘ aan toe en ik had zo een rijtje van concrete waarneembare wijzen van optreden in (therapeutische) relaties die ik in mijn trainingen zo kon meenemen. In deze voorwaarden zag ik iets geoperationaliseerd van de vorige twee denkers/doeners. Overigens vertaalde Rogers deze grondhouding ook naar het onderwijs. Dat hier nog veel meer over te zeggen is moge duidelijk zijn.
John Bowlby: Hechtingsleer
Eigenlijk kwam ik John Bowlby pas recent tegen (voor de links: zie eerste alinea). Ik dacht dat ik getraumatiseerd was en las veel over trauma-therapie. Langs die weg stuitte ik op zijn inzichten… Wat mij in de eerste plaats zo opvalt aan Bowlby en zijn leerlingen is het ongelooflijke belang dat zij toeschrijven aan de hechting voor de ontwikkeling van het kind vanaf de geboorte (zelfs van voor de geboorte) en gedurende het hele leven. Een wezenlijk deel van ons ‘systeem’ is volgens hem gericht op het zoeken en vinden van een veilige haven en een steunende en stimulerende uitvalsbasis om te kunnen exploreren(=hechting & care-syteem). Zie daarvoor alleen al de aangrijpende reacties van een kind in het filmpje ‘Still Face‘. Het gaat daarin niet alleen om ‘veilige verbinding’ maar ook om een ‘uitnodiging tot autonomie’; in ieder geval om een verbondenheid en welwillendheid van de ander hier tegenover. Het vraagt geen perfecte hechtingsfiguren maar ‘good enough’ bejegening en bij de onvermijdelijke ‘disruptions’ om herstel. Gaat dit structureel en/of langdurig mis dan ontstaan i.p.v. een veilig hechtingssyteem allerlei onveilige systemen met hun daarbij horende gedragssytemen (working model). Er ontstaan voor de omgeving allerlei moeilijk verstaanbare overlevingsstrategieën van vermijding, afwijzing en/of agressie. “Jij zoekt alleen maar ruzie..”; zoals mijn vader tegen mij zei. Toen snapte ik daar natuurlijk niets van want ik bedoelde het tegendeel… Mijn inmiddels overleden jongere broer zag deze emotionele chaos met verbijstering, angst en wanhoop aan, liggend op de bank, of later teruggetrokken op zijn kamer met de benodigde drank.
Wat wordt er nu gevraagd van het ‘caregiving system’ (George & Solomon 2008 Handbook_Caregiving chapter)? Wat moet die ander ‘doen’, wil zij/hij een veilige haven en een uitnodigende basis zijn. Het gaat hier om een zeer subtiel interactief gebeuren waarbij het gedrag van de een(veiligheidzoekend) het gedrag van de ander oproept(caregiver) en waarbij de ander zich afstemt op dat gedrag en zelfs bij momenten overstijgt. De caregiver kijkt door het negatieve buitenkantgedrag heen en zien en hoort het verlangen daarin. Maar doet bij momenten ook uitnodiging om anders op te treden of om op avontuur te gaan. De volgende ‘typeringen’ van dat caregiving gedrag kwam ik in de literatuur steeds weer tegen: attentive & sensitive & attuned & responsive & emphatic & inducing security, autonomy, exploration and creativity. Zij reageert dus positief, interactief en afgestemd op het nabijheidszoekend gedrag van de ander. Dit is overigens bij volwassenen niet anders… Het gaat daarbij dus niet alleen om het zoeken van geborgenheid/veiligheid en verbinding maar zeer nadrukkelijk ook om de ondersteuning van de zoektocht naar individuatie en autonomie.
Een zeer recente variant van deze hechtingstheorie voor volwassenen is natuurlijk het boek van Sue Johnston; in Nederland ondersteund door de therapeutisch school EFT. De focus is daarbij op emoties en het vinden van verbinding in de relatie.
De moraal is dat de meeste emoties in de relatie te maken hebben met het verbinding zoeken maar dat vaak het daarbij toegepaste gedrag niet altijd begrijpelijk en effectief is. Je eigen en andermans ‘patronen’ daarin leren verstaan is de focus van de therapie. Je emoties brengen je op je spoor van het naar verbinding zoekend verlangen. Deze inzichten zijn verwant aan transformerende kracht van emoties in de relatie zoals je die tegenkomt bij Diana Fosha.
De relationele psychoanalyse
Min of meer parallel aan mijn ontdekking van de inzichten van John Bowlby en zijn leerlingen over het levensbelang van veilige hechting kwam ik een aantal psychoanalytici tegen die, vanuit de inzichten rondom traumaverwerking, zelfs spraken van een paradigmatische verandering in de psychoanalyse. Allan Schore is daarin voor mijn gevoel nogal een spil. Zijn nieuwe inzichten, op basis van o.a. hersenonderzoek, over het primaat van de emoties t.o.v. cognitie, het essentiële belang van de rechter hersenhelft in de therapeutische communicatie en de wortels van ons worden en zijn in de intersubjectiviteit waren baanbrekend. Vooral in relatie tot de dominantie van de cognitieve therapieën kun je zeker spreken van een revolutie (Neuropsychotherapist-6) in de wereld van therapie.
Min of meer tegelijkertijd ontstonden ook heel nieuwe begrippen als ‘affectregulering‘ en ‘mentaliseren‘. Zelfs binnen de hersenonderzoekers groeit de overtuiging dat “we are wired to connect“.
Al deze nieuwe inzichten ontstonden overigens nadrukkelijk in de directe buurt van het denken over de hechtingstheorieën van Bowlby. Voor mij fascinerende literatuur(Interpersoonlijke Neurobiologie (Geuzinge)).
De traumatiserende en beschadigende impact van destructieve relationele (attachment) ervaringen, die zelfs invloed hebben op de hersenontwikkeling rondom emotie- regulering en mentaliseren… Maar ook de genezende en herstellende werking van een heilzame intersubjectiviteit in de therapeutische relatie waren inzichtgevend en hoopgevend voor mij. Wie weet schrijf ik later nog eens een blog over de rol van intuïtie, rechter hersenhelft en het niet-talige-rechterhersenhelft-bewustzijn daarbij (vroeger het onbewuste?).
Wat wil ik hier nu allemaal mee zeggen?
Ik wil het ongelooflijke belang van de ander aantonen voor de wording, ons bestaan en onze verdere ontwikkeling van wie wij zijn. De inzichten van Marin Buber, Anna Terruwe, Carl Rogers en veel later John Bowlby met zijn hechtingstheorie hebben mij op dit spoor gezet. Zij hebben mij ook duidelijk gemaakt dat er hoge kwalitatieve eisen worden gesteld aan de bejegening door die ander. Die bevestigende, levenwekkende, veilige ontmoeting is niet vanzelfsprekend maar is wel van levensbelang. De ander geeft ‘mijn zijn’ op een dynamiserende wijze aan mijzelf terug waardoor mijzelf ontdekt maar ook uitgenodigd wordt meer te worden dan dat (Fonagy/ affectieve containment). Een heel subtiel ‘spiegelen’ die uitnodigt tot dynamisch anders zijn. Het gaat daarin om het instandhouden van het subtiele spanningsveld/de paradox van verbondenheid en autonomie; veiligheid en exploratie. Een heen en weer tussen ‘Haven’ en ‘Base’. Natuurlijk beschikken de meesten van ons over meerdere verwarrende, verstorende en destructieve voel/doe/denk modellen waarin we met onszelf en/of de ander negatief aan de haal gaan. En daarmee en/of de exploratie en/of de veilige relatie teniet doen. De gezondere delen van ons zouden deze stoorzenders moeten identificeren, bevragen, verhelderen, herzien en transformeren. Zodat een ieder van ons weer in die veilige en exploratieve modus terechtkomt. Vriendschap, liefdesrelaties, trainingen en therapie zijn als het goed is vruchtbare bodems hiervoor. Maar ik denk dat ‘volwassenwording’ ook inhoud dat je in jezelf, voor jezelf die ‘ander’ wordt. Dan hebben we het o.a. over zelfcompassie. Dan zijn bevestiging, affectregulering en mentaliseren een deel van jezelf geworden. Dan heb je je die bejegening ‘eigen’ gemaakt. Maar nog veel meer gaat het er ook om dat ik ‘die ander’ zal zijn voor de ander. Voor mijn partner, de kinderen, vrienden en de vreemdeling op mijn pad. Soms denk ik wel eens ‘had ik dit maar eerder geweten’.
Waar ik nog wel naar op zoek ben is de vraag of religie, religieuze ervaringen en spiritualiteit ook hiervoor een voedingsbodem zouden kunnen zijn. Het verwondert mij dat ik hier maar weinig actueels over vind. Klassiek ken ik de typering van religie als ‘comfort and challenge‘ maar dat was dan weer weinig individueel/spiritueel en pastoraal uitgewerkt. Bij zowel Martin Buber als bij Anna Terruwe vind je die religieuze/goddelijke dimensie nadrukkelijk wel aanwezig. Etymologisch is er trouwens ook een verband tussen het woord religie en verbinden(re-ligare). Maar kan ‘god’ die veilige haven en die stimulerende bron en context zijn? In symbolen, rituelen, teksten en ‘de ander’/de communiy? Zelf denk ik zeer nadrukkelijk van wel maar vanzelfsprekend is dat niet. Er zijn bijvoorbeeld maar weinig ‘moederlijke/tedere‘ godsbeelden. Het zou wat mij betreft wel eens een essentieel onderscheid tussen gezondmakende en ongezonde religie kunnen zijn? Zouden de inzichten van dit blog nu voorwaardelijk zijn aan Deel 3? Ik denk een beetje van wel… Ik denk dat de ander nodig is om op jezelf te kunnen zijn. In ieder geval op de weg daar naar toe.
P.S. Bij het opruimen van de zolder dezer dagen vonden we een doos met brieven terug uit onze verkeringstijd, mijn jeugd en studententijd. Uit mijn (wanhopige) brieven bleek welk een ‘neuroot’ ik was in die tijd (ben?). Wat een vreselijk ingewikkeld/verscheurd gevoelsleven; zowel in relaties als in mijn ‘geloofsleven’. Het is pijnlijk om te zien hoeveel ‘werkelijkheidswaarde’ ik aan ze toekende; hoe serieus ik ze nam. Het is een godswonder dat ik nooit opgenomen ben geweest en dat Gerda toch met mij getrouwd is…
Dit is het slot van 4 delen ‘In Therapie’. Deze blogs zijn tevens opgedragen aan Piet van Roest mijn psychiater vanaf 1999 tot nu toe. Wie weet is hiermee zijn werk aan mij ook min of meer afgesloten… Dank je Piet!